Hans Oosters: ‘Hardere afspraken nodig voor betere waterkwaliteit

8 maart 2019

Incidenten met industriële lozingen hebben de discussie over de waterkwaliteit in Nederland op scherp gezet. Is die zorg terecht? In een serie interviews geven insiders hun visie. In dit deel Hans Oosters, voorzitter van de Unie van Waterschappen. “We willen af van vrijblijvendheid, iedere partij moet z’n verantwoordelijkheid nemen en daarop worden aangesproken.”

Nederland heeft het beste kraanwater ter wereld, klinkt het vaak. Toch is die bewering geen goede afspiegeling van de staat van het Nederlandse oppervlaktewater, een belangrijke bron voor ons drinkwater. “De hoeveelheid verontreiniging van pesticiden, nutriënten, medicijnresten en chemische stoffen is veel te hoog”, zegt Oosters. “Als we zo doorgaan, gaan we de doelen van de Kaderrichtlijn Water in 2027 zeker niet halen.”

Gebrekkige en versnipperde aanpak

Volgens Oosters is rivierwater dat Nederland binnenkomt momenteel schoner dan wanneer het ons land bij de Noordzee verlaat. Hij noemt een reeks oorzaken van de ondermaatse kwaliteit van het oppervlaktewater: “De vergunningverlening voor het lozen van afvalwater is niet transparant en versnipperd over verschillende overheden. Het ontbreekt aan harde afspraken en duidelijke kaders van bovenaf. Daarnaast is er nog geen serieus werk gemaakt van de meest praktische aanpak bij vervuiling: bronbenadering. Wat er niet inkomt, hoeft er ook niet uit worden gehaald.”

Handschoen opgepakt

Constateringen van waterverontreinigingen door drinkwaterorganisatie Vewin en de Unie van Waterschappen en vragen vanuit de Tweede Kamer naar aanleiding van berichtgeving leidden tot een roep om hardere maatregelen. Die handschoen is nu door minister Van Nieuwenhuizen van Infrastructuur en Waterstaat opgepakt, zegt Oosters. “Er worden eindelijk concrete afspraken gemaakt op bestuursniveau, daar zijn we als UvW erg blij mee.”

‘Er worden eindelijk concrete afspraken gemaakt op bestuursniveau.’

Nieuw bestuursakkoord

De aangekondigde delta-afspraken in het ‘Bestuursakkoord Waterkwaliteit’ richten zich op emissies van de landbouw, de medische industrie en de chemische industrie. “Alleen als je concrete kaders schetst en afspreekt wie waar verantwoordelijk voor is, kun je elkaar aanspreken als resultaten uitblijven.”

De UvW bepaalt samen met Vewin, verschillende overheden en ketenpartijen welke maatregelen prioriteit krijgen. “We werken volgens het 20-80 principe: we kiezen in eerste instantie 20 procent van de voorgenomen maatregelen om 80 procent van de doelen te bereiken.”

Niet per se strengere regels

Harde afspraken hoeft volgens Oosters overigens niet automatisch te betekenen dat er strengere regels en normeringen komen voor lozingen. “We zijn het met Vewin eens dat het tijd is om de problemen harder aan te pakken. Alleen verschillen we in de volgorde van aanpak. We willen eerst weten of de huidige regels wel optimaal worden benut. Pas dan kunnen we bepalen of er aanvullende regelgeving nodig is.”

Goede voorbeelden, te vrijblijvend

In verschillende sectoren werken drinkwaterbedrijven, waterschappen, overheden en bedrijven al samen om verontreinigingen tegen te gaan. Zo is er in de landbouw een deltaplan ‘Agrarisch Waterbeheer’ en ook het Deltaplan Ruimtelijke Adapdatie . Een ontwikkeling die Oosters toejuicht, al benadrukt hij dat zulke initiatieven vrijblijvend zijn en niet zijn voorzien van harde doelstellingen.

“Daardoor is er nog geen totaalverbetering van het resultaat te zien. Er zijn altijd bedrijven die van nature al goed doen of die makkelijk te porren zijn. Maar zonder verplichtingen is er ook een groep die achterblijft. Van die vrijblijvendheid willen we af, iedere partij moet z’n verantwoordelijkheid nemen en daarop worden aangesproken.”

‘We willen af van de vrijblijvendheid.’

Eigenbelang als prikkel

Toch denkt Oosters dat een opgeheven vinger of met een notitieblokje aan de zijlijn staan niet effectief is. “Behalve harde afspraken moeten we ervoor zorgen dat bedrijven uit eigen beweging meedoen. Een belangrijke prikkel is laten zien wat er voor henzelf inzit. Een goed voorbeeld is de glastuinbouw, een innovatieve sector waarin veel circulair wordt gewerkt. Een financieel voordeel voor de bedrijven en geen belasting meer voor het oppervlaktewater.”

Het leggen van meer verantwoordelijkheden bij bedrijven en de focus op eigenbelang blijkt volgens Oosters ook in andere industrieën effectief. “Het Erasmus MC in Rotterdam heeft uit eigen beweging een pharmafilter aangeschaft om afvalwater met medicijnresten te zuiveren. Friesland Campina stelt strenge eisen aan agrariërs met betrekking tot duurzame landbouw en nitraatuistpoeling. Tegen zulke ontwikkelingen kan geen overheidsmaatregel op. Bovendien moet je bedrijven wel verantwoordelijkheden geven, we kunnen niet elke vierkante meter water controleren.”

Chemische industrie complexer

Of zulke ontwikkelingen net zo makkelijk te realiseren zijn in de chemische industrie is de vraag. Niet in de laatste plaats omdat chemische bedrijven vaak een buitenlandse oorsprong hebben. Oosters: “Het is nogal een gevecht met een groot Amerikaans bedrijf. Die zijn van nature niet geneigd om met de Provincie aan de overlegtafel te zitten.”

Toch is hij optimistisch. “Nefyto, de belangenorganisatie voor producenten van gewasbeschermingsmiddelen, heeft de slag ook gemaakt. Die zagen in: als onze middelen verkeerd worden gebruikt, stort onze business in. Door die boodschap zien hun leden dat ze zelf ook een belang hebben bij het voorkomen van vervuiling, hun goede naam staat op het spel. Maatschappelijke druk speelt steeds vaker een rol, dat is een goede ontwikkeling.”

‘Maatschappelijke druk speelt steeds vaker een rol.’

Laten zien dat het menens is

Hoewel het ‘Bestuursakkoord Waterkwaliteit’ nog naar de Tweede Kamer moet, is het in de ogen van Oosters nu al een belangrijke ontwikkeling. “Dit is het moment dat de minister en het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat laat zien dat het menens is. Als de overheid geen harde afspraken maakt, denken ketenpartijen dat het ook niet nodig is om maatregelen te nemen.”

Landelijk beleid, regionale afstemming

Net als de doelen in de Europese Kaderrichtlijn Water, zijn ook de afspraken in het nieuwe bestuursakkoord gericht op proportionaliteit. “In het ene gebied heeft lozing meer gevolgen dan in het andere. In de Dommel bij Eindhoven stroomt een stuk minder water dan in de Nieuwe Maas. Ook de al aanwezige vervuiling uit het verleden moet worden meegenomen.”

De kaders en regels worden weliswaar landelijk bepaald, maar de concrete toepassing en afspraken moeten telkens in regionaal overleg met alle betrokken partijen worden afgestemd, vervolgt Oosters. “Daarbij moet je per gebied de lat hoog, maar niet op een onhaalbare plek leggen.”

Alleen succes bij samenwerking

Tot slot benadrukt Oosting dat de belangrijkste uitdaging niet zozeer is om het oppervlaktewater volledig schoon te krijgen – ‘0 emissie is onmogelijk’ – , maar vooral of de ketens meegaan. “Dit ga je niet alleen met een overheid en regels oplossen, dit kan alleen gezamenlijk. Er moet interactie zijn tussen alle betrokken partijen, waarbij iedereen een bijdrage levert, zijn verantwoordelijkheid neemt en transparant is. Alleen dan kan dit bestuursakkoord een succes worden en kunnen we de KRW-doelen voor 2027 nog halen.”

Blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *