Vergunningen en lozingen: zo werkt het

Het lozen van afvalwater kan een nadelige impact hebben op het milieu. Voor lozingen met een hoog milieurisico is een vergunning vereist. Toch gebeurt het weleens dat niet-vergunde stoffen in oppervlaktewater belanden. Meer bewustwording en transparantie in de stoffen-keten en meer capaciteit voor vergunningverlening en toezicht moeten dit voorkomen.

Vergunningen en lozingen in het kort:

  • Voor lozingen met een hoog milieurisico is een vergunning nodig
  • Ondanks strikte eisen belanden er nog weleens niet-vergunde stoffen in het water
  • Dit komt onder meer door gebrek aan kennis en bewustzijn bij bedrijven over de stoffen die ze lozen
  • Ook beperkte capaciteit bij vergunningverlening en toezicht is een probleem
  • Daarom moet het stelsel voor vergunning, toetsing en handhaving worden verstevigd
  • Meer samenwerking, bewustwording, transparantie en strengere regelgeving voor stoffen zijn noodzakelijk
vergunning lozing

Vergunning is nodig voor lozingen met hoog milieurisico

Het lozen van afvalwater mag alleen onder strenge voorwaarden. Voor de meeste lozingen – zo’n 90 procent – gelden de algemene regels van het Activiteitenbesluit en is geen vergunning vereist maar een melding. Voor lozingen die hier niet onder vallen is een vergunning vereist. Hierbij gaat het om lozingen met een hoog milieurisico.

Volg de laatste ontwikkelingen via onze LinkedIn pagina.

Vier instanties verlenen vergunningen

Vergunningen voor directe lozingen (lozingen op oppervlaktewater) en voor indirecte lozingen (lozingen op het riool) vallen onder de omgevingswet.

Bij wie de vergunning voor het lozen van afvalwater moet worden aangevraagd, hangt af van het water waarop geloosd wordt. De vergunningverlener is ook verantwoordelijk voor toezicht en handhaving.

  • Rijkswaterstaat is vergunningverlener voor directe lozingen op rijkswateren
  • Waterschappen zijn vergunningverlener voor directe lozingen op regionale wateren
  • Omgevingsdiensten zijn – namens gemeenten – vergunningsverlener voor indirecte lozingen op het riool
  • Provincies zijn in sommige gevallen vergunningverlener voor lozingen, zoals lozingen op de bodem

Proces vergunningverlening verloopt in 5 fases

Het proces voor het verlenen van een vergunning bestaat uit meerdere fases.

1. Aanvraag

Voor het aanvragen van een vergunning ligt het initiatief bij het bedrijf dat afvalwater wil lozen, vertelt Henk Wes, adviseur toetsen en vergunnen bij Waterschap Vechtstromen. “Dit gaat meestal digitaal, via het omgevingsloket. Het komt ook voor dat bedrijven direct contact met ons opnemen of via de gemeente of provincie worden doorverwezen.”

2. Beoordeling

De volgende stap is het beoordelen van de aanvraag. Wes: “Dit gebeurt onder andere aan de hand van de Algemene Boordelingsmethodiek. Hierbij kijken we onder meer naar het type stoffen dat het afvalwater bevat en de bezwaarlijkheid hiervan.”

3. Voorzorgsmaatregelen

Aan de hand van de beoordeling wordt gekeken in hoeverre stoffen voor het lozen uit het water gefilterd kunnen worden. Wes: “Dit noemen we ook wel bronaanpak. De aanvrager van de vergunning moet hiervoor kijken naar de best beschikbare technieken.”

4. Immissietoets

Na de inzet van best beschikbare technieken wordt aan de hand van de immissietoets gekeken welke impact een lozing heeft op de omgeving zoals innamepunten voor de bereiding van drinkwater. Deze toets bepaalt uiteindelijk of er een vergunning wordt verstrekt en onder welke voorwaarden er geloosd mag worden.

De impact van een lozing verschilt per gebied, zegt Wes. “Hoe kleiner het water, hoe groter de impact. Verder kijken we naar de stoffen die al in het water aanwezig zijn. Hiervoor geldt een bepaalde bandbreedte, gebaseerd op de Kaderrichtlijn Water. Het kan zijn dat een ander bedrijf in de omgeving al bepaalde stoffen loost. Dan zoeken we naar ander water in de omgeving waar nog wel ruimte is om te lozen.”

Voor innamepunten van drinkwater geldt dat als een bekende stof de drinkwater-richtwaarde overschrijdt of bij een onbekende stof de signaleringsparameter van 1µg/l, dat aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.

Meer impact door toenemende droogte
Bij een immissietoets wordt ook rekening gehouden met een lage afvoer in droge tijden, zegt Wes. “Deze lage afvoer wordt door toenemende droogte alleen wel steeds lager. Hierdoor neemt de impact van lozingen in droge periodes toe. Het kan dus zijn dat we vergunningen opnieuw moeten bekijken en dat daar strengere eisen uit voortkomen.”

5. Bezwaar

Het concept van de vergunning wordt ter inzage gepubliceerd op de website van de rijksoverheid. Hierna hebben partijen nog zes weken om bezwaar te maken. Wes: “Dat kan als individuele burger, maar meestal gebeurt het door belangengroepen, zoals milieuorganisaties. Bijvoorbeeld omdat ze vrezen dat er toch grote milieurisico’s zijn. Als de bezwaren gegrond zijn, kan dit leiden tot aanpassing van de vergunning.”

Lees verder onder de afbeelding

Blijf op de hoogte via onze nieuwsbrief

Extra stappen bij nieuwe stoffen: rapportage bedrijven

Wanneer bedrijven nieuwe stoffen gebruiken in hun productieproces moeten ze dit melden bij de vergunningverlener. Deze kijkt vervolgens of de vergunning moet worden aangepast. Ook moeten bedrijven elke vijf jaar een plan van aanpak opstellen voor het verminderen van hun emissie van Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) en hier na deze vijf jaar over rapporteren.

Minstens elke 4 á 5 jaar toezicht en controle

Toezichthouders controleren aan de hand van de aangeleverde informatie of bedrijven aan de vergunningseisen voldoen. Elke vier à vijf jaar worden de vergunningen onder de loep genomen. Ook gaan toezichthouders op locatiebezoek, bij grote lozers zelfs jaarlijks.

Waarom het soms toch misgaat

Ondanks deze strenge procedures en eisen kan het voorkomen dat er niet-vergunde stoffen in het water belanden. Dit kan verschillende oorzaken hebben.

  1. Nieuwe stoffen niet altijd gemeld

Hoewel bedrijven alle gebruikte stoffen moeten melden, komt het voor dat ze stoffen lozen die niet zijn opgenomen in de vergunning. In de meeste gevallen komt dat door onwetendheid, zegt Edith Kruger-Schippers, beleidsadviseur waterbeleid van de Unie van Waterschappen.

“Wanneer een bedrijf een nieuw middel gebruikt in het productieproces, is die zich er niet altijd bewust van de schadelijkheid van de stoffen die erin zitten. Met name bij kleinere bedrijven glipt er nog weleens iets doorheen. Zoiets komt vaak pas aan het licht wanneer het bevoegd gezag langskomt voor controle. Grotere bedrijven beschikken vaak over een milieuzorgcoördinator die alles zorgvuldig in de gaten houdt.”

Meer transparantie in de keten
Ook gebeurt het dat een producent of leverancier van een schadelijke stof, deze niet op de verpakking heeft vermeld, zegt Kruger-Schippers. “Terwijl ze wel verplicht zijn alle informatie van het product en gevaarlijke eigenschappen te verstrekken. De lozer weet dan soms niet dat hij schadelijke stoffen loost. Maar uiteindelijk ben je als lozer verantwoordelijk. Die informatie moet je dus opvragen. Als het gaat om transparantie in de keten is er nog wel wat winst te behalen.”

Algeheel verbod op risicovolle stoffen
Nog beter is het volgens Kruger-Schippers om bepaalde stoffen helemaal te verbieden. “Als Unie van Waterschappen pleiten we al een paar jaar voor een Europees totaalverbod op de productie van risicovolle stoffen, zoals PFAS. Tenzij een stof essentieel is. Voor die stoffen moet dan zoveel mogelijk worden geborgd dat ze niet in het milieu belanden. Maar hiervoor is wel duidelijke regelgeving én samenwerking met de industrie nodig.”

  • Onvoldoende capaciteit bij omgevingsdiensten

Bij toezichthouders is soms een gebrek aan kennis en capaciteit op het gebied van afvalwaterlozingen. Met name omgevingsdiensten lopen hier tegenaan, zegt Wes. “Het budget dat gemeenten hiervoor vrijmaken is niet altijd toereikend. Hierdoor zijn er onvoldoende mensen om vergunningsaanvragen te beoordelen en toe te zien of lozers aan de vergunningseisen voldoen.”

Minder toezicht op indirecte lozingen heeft volgens Wes ook weer gevolgen voor oppervlaktewater. “De rioolwaterzuivering haalt niet alle stoffen uit het water, waardoor wij ze ook weer aantreffen. Met name ZZS vormen een groot risico. Deze stoffen verspreiden zich snel, hebben een hoog milieurisico en zijn moeilijk te zuiveren.”

Ondersteuning omgevingsdiensten
Vanwege kennis- en capaciteitsgebrek ondersteunt het waterschap Vechtstromen de omgevingsdiensten in haar regio bij hun taken. Wes: “Wij geven advies bij het verstrekken van vergunningen en helpen bij toezicht en handhaving. Voor ons is goede waterkwaliteit dermate belangrijk, dat we onze kennis en kunde graag delen.”

Meer middelen noodzakelijk
Toch is het volgens Edith Kruger-Schippers, beleidsadviseur Waterkwaliteit bij de Unie van Waterschappen, duurzamer om omgevingsdiensten zelf beter uit te rusten. “Ondersteuning vraagt namelijk ook weer capaciteit van waterschappen. Het Inter Bestuurlijk Programma Vergunningen, Toezicht en Handhaving (VTH) moet ervoor zorgen dat het VTH-stelsel de komende jaren wordt verstevigd.”

Extra zorgen door Omgevingswet

Een ontwikkeling waar de drinkwatersector zich zorgen over maakt, is de nieuwe inrichting van lozingsregels in de Omgevingswet. Die zorgt ervoor dat lozingen vaker decentraal zijn geregeld en regels worden vastgesteld door het lokale bevoegde gezag. Ook wordt in de Omgevingswet het principe ‘Verboden te lozen, tenzij’ verlaten en gaat dewet uit van ‘Toegestaan, tenzij een vergunning nodig is of algemene regels gelden’. Hierdoor wordt het lastig handhaven, omdat lozingen toegestaan zijn, tenzij.

De drinkwatersector vreest dat het met name bij gemeenten en omgevingsdiensten ontbreekt aan de kennis om de juiste regels op te stellen en die regels vervolgens te handhaven. Vewin pleit er voor om het principe ‘Verboden te lozen, tenzij’ in stand te houden.

Verontreiniging Verontreiniging oppervlaktewater

Deel dit artikel

Gerelateerde artikelen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *